Bedek je grond!

Blote grond is dode grond

Op alle werven, op de meeste akkers en in veel moestuinen zie ik blote grond. Die ligt daar, letterlijk blootgesteld aan de elementen. Bij felle regen spoelt de modder naar het laagst gelegen punt: de beek, je kelder, de straten, … De gemeente (dus de burger) betaalt het gelag voor het kortzichtig gedrag van de wroetende mens, in casu de boer. Bij droog en winderig weer waait de goeie grond weg. En voelen: als ik tijdens een droog voorjaar aan de verkeerde kant van zo’n kale maisakker sta, krijg ik dat opwaaiende zand-plus-drijfmestmengsel in mijn gezicht. Deze vormen van wind- en watererosie doen pijn aan mijn ogen– en dat zeg ik ook als boerenzoon. En ook: bij extremer weer (met een klimaat dat op hol slaat) hoort extremere erosie.

O ja: de klei- en leemtuiniers onder jullie zeggen (of krijgen te horen) dat je die zware grond voor de winter moet ploegen/spitten. Helemaal volgens de wetten van de fysica vriezen de kluiten dan stuk. Toch zijn er andere manieren om zware grond beter – en volgens de wetten van de biologie – bewerkbaar te krijgen. Daarover zo meteen meer.

Waar zit het bodemleven vooral?

De meeste bodembeestjes zitten aan de oppervlakte, met miljarden: daar, in het grensgebied van aarde en lucht, hebben ze volop warmte, zuurstof, voeding en vocht. Miljarden schimmels en bacteriën en ongewervelde diertjes floreren juist daar, en dus niet tien of dertig centimeter onder het oppervlak. Dat heb je zelf al geobserveerd: een houten paal zal altijd rotten tussen hemel en aarde, zoals mijn vader dat zegt.

Wanneer we deze grenslaag wat dikker en interessanter maken voor het bodemleven, dan bevorderen we de hele bodemvruchtbaarheid meteen.

Waarmee bedekken: met levende planten

Methode 1: niks doen.

De bodem van je tuin bedekt houden, da’s eigenlijk het makkelijkste wat er is, ook voor wie geen groene vingers en twee linkerhanden heeft. Vanzelf komen er eenjarige planten – meestal onkruiden genoemd – die de grond bedekken. Ze houden de bodem (en alle leven en voeding erin) vast en laten al gauw geen plekje bloot. Die eenjarigen (dus klaproos, knopkruid, muur) sterven wel af en verrijken daarmee de grond weer: een goeie voedingsbodem voor de volgende fase: de doorlevende onkruiden. Die ruimen dan stilaan het veld voor bramen, de eerste berkjes en wilgen, en ga zo enkele decennia door tot je een echt bos hebt, eik en beuk inbegrepen. Heel dit scenario, van pioniersplanten tot bos, heet successie.

Methode 2: met gewenste planten

Bovenstaande methode is wellicht niet erg gewenst door de gemiddelde tuinier. De meesten onder ons willen zelf de plantensoorten bepalen die onze bodem bedekken, en dan heb je gelukkig veel keuze. Heel veel vaste planten en struikjes en/of het onvermijdelijke gazon zorgen al voor on-blote grond in de siertuin.

Eind maart en de hele tuin is bedekt, terwijl klassieke tuiniers nog bloot zitten (1)
Eind maart: onze pluktuin staat vol eetbaar groen, terwijl blotegrondtuiniers nog staan te spitten…

Slimme moestuiniers wenden groenbemesters aan, of een heel scala aan bodembedekkende groenten. Winterspinazie, winterpostelein en veldsla tijdens de winter bijvoorbeeld. Of een lentebedje met raapsteel (en/of rucola, tuinkers, mosterd,…) gevolgd door allerlei kool later op het seizoen. Of andijvie die je zaait meteen na de oogst van de vroege aardappeltjes. Continu eetbaar bedekken is veelvoudig efficiënt, zoals je wel zult begrijpen.

Waarmee bedekken: met verse dode planten

Aha, dit is het eigenlijke mulchen. Je bedekt de ruimte tussen twee planten of twee rijen, een heel bed of zelfs een volledige tuin met dode plantenmaterialen. Die zijn er legio, en vaak met een gebruiksaanwijzing.

Grasmaaisel, om te beginnen. Sinds de komst van de gazonmaaier is dit notoir afval voor veel klassieke tuiniers, en een mooie grondstof voor ecologische mensen. De meeste kenners raden aan om dunne laagjes te strooien – zo dun, dat je de grond net niet meer ziet – anders gaat dat grasmaaisel rotten en stinken. Daar kan ik inkomen, voor zover het heel groen (en dus stikstofrijk) maaisel is, zoals je dat vaak hebt in het voorjaar én in flink bemeste gazons. Als je daarentegen maaisel krijgt waar veel dor materiaal (hooiachtig, dus met meer koolstof) in zit, kun je rustig wat dikker strooien zonder dat het begint te rotten.

Alle andere groene planten kun je in principe ook maaien en als mulch tussen je gewassen leggen. Brandnetel en smeerwortel zijn daarvoor zeer aangewezen. Maar meer en meer boeren passen deze techniek toe met luzerne, een doorlevende vlinderbloemige die jaren lang groen blad produceert.

Maaimeststof

Dat luzernemaaisel gebruiken die boeren als maaimeststof op andere percelen. Maaimeststof is een term die we gewoon zouden kunnen gebruiken voor alle groene planten die we afsnijden en elders aanbrengen om te bemesten.

Hoeveel stikstof, fosfor en kalium je daarmee precies aanbrengt in je moestuin hangt van veel factoren af, maar in principe (en in de praktijk!) zou je uitsluitend met maaimeststof je moestuin kunnen mulchen én zo voldoende bemesten.

Voor wie nog brandnetelgier gebruikt: met brandnetel- of ander maaisel mulchen is beter, hoor. Gier stinkt, is een snel opneembare meststof die gemakkelijk verbranding en stikstofoverdaad geeft. Brandnetelmaaisel daarentegen is geurloos en geeft zijn voeding trager af, via het bodemleven. (Wie bladluisjes wil bestrijden, kan uiteraard nog steeds brandnetelaftreksel maken. Dat is thee, die hoogstens 48 u getrokken heeft en onder meer mierenzuur en histamine bevat – allebei stoffen die bladluizen en rupsen irriteren of doden. Na rotting zijn deze stoffen ontbonden tot ammoniak, fosfaten, … die deze insectenverdrijvende werking niet meer hebben.)

Tussen de planten? Over de planten heen!

Ik ben een luie – dus efficiënte! – tuinier. Als ik gras- of ander maaisel heb, strooi ik dat niet zozeer netjes op de grond tussen de gewassen. Nee: over de planten zelf van grove gewassen, zoals aardappelen, bonen, mais, pompoen, kool, selderij, … verspreid ik een dun laagje grasmaaisel. Dat ligt dan half op het gewas zelf, maar door de wind en de regen dwarrelen al die sprieten in de volgende dagen naar beneden, waar vanzelf een mooi mulchlaagje maken.

Bij sla, veldsla, raapsteeltjes en ook prei bestrooi ik het gewas uiteraard niet met maaisel, maar blijf ik tussen de rijen. Als je in de keuken al eens sla hebt ontdaan van grassprieten, begrijp je wat ik bedoel.

Waarmee: met dorre planten(-delen)

Je kunt uiteraard ook mulchen met stro, hooi en dorre bladeren. Die materialen zijn veel rijker aan koolstof, ze zijn droger, en je kunt er dus dikkere lagen mee leggen. Sommige tuiniers gaan tot 30 cm dik hiermee – met een bescheiden 10 cm zit je al even goed, vinden wij. Dit soort materiaal hoef je niet zo vaak aan te vullen: het vergaat veel trager.

Hooi bevat nog wat stikstof en fosfor, stro nauwelijks. Hooi zal dus nog heel wat voedingsstoffen kunnen aanbrengen. Ruth Stout (USA, 1884-1980) schreef zelfs een boek (bij ons vertaald als Tuinieren zonder spitten) over haar hooitechniek: ze dekte elk vrij plekje af met hooi.

Met een dikke laag natuurreservaathooi is het leuk en handig afdekken.
Met een dikke laag natuurreservaathooi is het handig afdekken.

Verder bevat hooi nog heel wat ongewenste kruidzaden. Voor Ruth Stout was dat geen probleem: Als er onkruid kiemt, leg er dan meer hooi op! Zelf heb ik ook al veel onkruidzaden ingevoerd door hooi te gebruiken, maar dat nadeel weegt voor mij niet op tegen de vele voordelen.

Met name hooi van natuurreservaten gebruik ik al veel jaren: mét zaden, ja, maar wellicht ook met veel goede mineralen. Het is vaak een kwestie van er (logistiek) aan te geraken, maar in principe zijn natuurbeheerders blij met dit afzetkanaal: zij willen hun natuurgebied verarmen, jij wil je moestuin verrijken, dus dan zijn beiden tevreden.

Herfstbladeren zijn ook leuk materiaal om mee af te dekken, de hele winter lang. Ze willen wel eens gaan waaien, dus dek ze af met kippengaas of stro – of je versnippert ze even, zodat ze ook makkelijker blijven liggen.

Waarmee: nog andere materialen

Heb je je heg gesnoeid? Heb je in het voorjaar alle dorre planten verwijderd uit je border? Ook die materialen kun je gewoon gebruiken tussen je groenten.

En hoe zit dat met houtsnippers? Als ze heel vers, fijn en groen zijn (van je heg, bijvoorbeeld), kun je ze met goed gevolg tussen je gewassen spreiden. Dorre, dikke, houtige snippers daarentegen bevatten veel koolstof onder de vorm van lignine: dat breekt traag af, en het bodemleven rooft daarvoor het eerste jaar nogal wat stikstof uit je bodem: eerder een soort mulch voor tussen je bessen is dat dan. Die struiken staan van nature aan de bosrand, en gedijen dus extra als je ze mulcht met snippers.

Ook je paden kun je met gehakseld hout bedekken: daar zullen ze een hele tijd kiemende onkruiden tegengaan, en dat is ook je bedoeling. Wanneer, gemiddeld na een jaar, die snippers half verteerd zijn, kun je ze prima gebruiken in je composthoop of –vat. Of je kunt je paden ook jaarlijks gewoon aanvullen met nieuwe snippers.

Hoe lang houthaksel erover doet om te verteren, hangt voor een groot deel af van de houtsoort en de dikte van de snippers. Wilg en Amerikaanse vogelkers bijvoorbeeld vergaan heel vlot; soorten met looizuur (berk, walnoot, eik) of hars (den, spar en andere coniferen) verteren langzamer.

Let op?

Zijn er mulchmaterialen die ik weiger? Niet veel: met beschimmeld (aardappel-)loof als bedekking heb ik al meer dan twintig jaar gewoon goede resultaten. De sporen van die schimmels zitten op dit moment op je neus, op mijn toetsenbord, … overal en onvermijdelijk dus, en in een ecologische tuin hoort het juist te wemelen van allerlei micro-organismen die mekaar in evenwicht houden. En dan nog: teel bijvoorbeeld resistente aardappelrassen, kweek vroege pompoenrassen, overdrijf niet met stikstof en water geven, en dan hou je de meeste schimmels al binnen de perken.

Giftige planten, kun je die gebruiken om te mulchen (of te composteren), vragen bezorgde tuiniers me soms. Tja, vingerhoedskruid en taxus bijvoorbeeld zijn enkel giftig voor ons, enkele andere grote dieren, maar helemaal niet voor schimmels, bacteriën, pieren, …

Met herbiciden behandeld stro en gazon, die kunnen pas problemen geven. Spuitende gazoneigenaars en stroboeren dulden geen tweezaadlobbige (on-)kruiden, en hun herbiciden kunnen dan via het stro of het maaisel in jouw bodem komen en daar groeiremming geven – of erger – aan je groenten.

Oppervlaktecompostering

Alle dode plantaardige materialen die we hierboven genoemd hebben, gaan verteren tot compost of tot materiaal dat op compost lijkt. Dit proces kan heel langzaam tot heel snel gaan, afhankelijk van deze factoren:

  • Het soort materiaal: hoe hoger de stikstof/koolstofverhouding, en hoe fijner het materiaal, hoe sneller het verteert;
  • Contact met de grond;
  • Bodemleven: op een dode maisakker verteert alles veel trager; een moestuin vol wormen verteert vlot;
  • Vocht: als het materiaal, het weer en/of de ondergrond voldoende vocht bevatten, kan het bodemleven meteen aan de slag;
  • Warmte: tijdens de winter ligt het verteringstempo lager; vorst legt de meeste processen tijdelijk stil.

Dat verteringsproces lijkt voor een groot deel op de omzettingsprocessen in een composthoop, maar een goede composthoop ontwikkelt warmte, tussen 50 en 70 °C, terwijl vlakke compostering of oppervlaktecompostering koud blijft. Bijgevolg worden onkruidzaden en ziektekiemen niet gedood in je mulchlaag, en daar kun je best rekening mee houden.

Anderzijds is mulchen voor de meeste aanhangers veel natuurlijker en arbeidsarmer dan een composthoop opzetten. Pioniers als Masanobu Fukuoka en Ruth Stout werkten zelfs (bijna) uitsluitend met oppervlaktecompostering.

Mulchen met mest en/of compost

Mest en compost kun je ook grotendeels beschouwen als dood plantaardig materiaal. Strorijke mest of halfrijpe compost zijn ideaal als winterbedekking voor je moestuin; wat tegen dan niet verteerd is, hark je weg en gooi je op je composthoop. Nog even harken, en je tuintje is weer klaar.

In het geval van mest heeft het dier de planten fijngemaakt, er voedingstoffen aan onttrokken, en heel veel darmbacteriën aan toegevoegd. Zo is het een kant-en-klare hap voor het bodemleven. Ook halfrijpe of rijpe compost die je op je bodem aanbrengt, biedt je bodemleven meteen veel voeding.

Een deel van die voedingsstoffen – vooral nitraten, fosfaten en kalium – kunnen wel doorsijpelen naar diepere lagen en naar het grondwater: jammer voor de waterkwaliteit, en voor je groenten – zij wortelen te ondiep om nog van die voeding te kunnen profiteren.

In een dode maisakker zullen die NPK-voedingsstoffen gauw uitlogen, zoals dat officieel heet. Wat doe je tegen die verliezen? Humus en bodemdiertjes zijn een levende spons, die heel goed alle voeding kunnen vasthouden.

Bescherm je bodem tegen de elementen

De massa van een 5 mm regendruppel is 5x5x5 = 125 maal die van een 1 mm druppel en de terminale snelheid verdubbelt, waardoor de destructieve energie 5x5x5x5 = 625 keer groter wordt. Een regendruppel die op een blad of een strohalm valt, spat uiteen in vele kleine druppeltjes. Stel: bovengenoemde 5 mm druppel valt uiteen in 1 mm druppels, dan verkleint het destructieve effect 625 keer. Een dikke laag mulch of een gesloten plantendek voorkomt dus wel degelijk het dichthameren van de grond door herhaalde hevige regen- en hagelbuien. Hier vind je de hele berekening.

IMG_0069.JPG
Uit het maisveld bovenaan onze straat spoelt, bij elke felle regenbui, de onbedekte aarde weg.

Al je bodemleven zit niet voor niks ondergronds: ultraviolette straling, met name UV-B, is schadelijk tot dodelijk voor heel veel soorten, zoals wormen en schimmels. Met de bedekking breng je dus een UV-filter aan op je bodem.

Blote grond droogt veel makkelijker uit dan bedekte grond. Beginnende en inzichtloze tuiniers herken ik gewoon aan hun waterverbruik; slimme, efficiënte tuiniers herken je aan hun bedekte grond – en zij hoeven nauwelijks nog te gieten.

Dehydratatie is niet goed voor je huid, maar evenmin voor je tuin. Vooral op hete dagen, maar evengoed wanneer het hard vriest, droogt je grond uit. Dat is heel stresserend voor je planten en voor je bodemleven. Overigens waait droge grond op den duur ook weg: zo verdwijnen jaarlijks miljoenen tonnen vruchtbare bodem.

Kleigrond moet gespit worden voor de winter, zodat de kluiten kapotvriezen,” hoor je in klassieke middens. Veel efficiënter is het afdekken met mest en/of halfrijpe compost, de hele winter lang: de vele pieren en andere bodemdiertjes zullen de kluiten wel fijnmaken, onder de bescherming van een isolerende, voedzame laag. Je grond ligt niet te rusten tijdens de vorst, maar kapot te gaan! Hittegolven, overstromingen en andere extreme omstandigheden zijn evenmin bevorderlijk: het leven ondergronds gedijt immers het best onder beschutting en met hapklaar voedsel bij de hand.

Tijdens enkele zomerse hittegolven maten we deze temperaturen :

  • De lucht: tussen 30 en 35 graden
  • Op de blote grond: 50 graden
  • Onder 2 cm mulch: 30 graden
  • Onder 10 cm mulch: 23 graden

Wordt je grond dan niet zuur?

Nog zo’n fabel: al dat grasmaaisel zou je grond verzuren, en dus moet je kalk strooien. Vooral in tuinwinkels hoor je dit, en ze verkopen er veel kalk mee, maar eigenlijk is dat overbodig en vaak zelfs nadelig voor je bodem. Kalk maakt immers een deel van de minerale stikstof (in je mulchlaag) vrij onder de vorm van ammoniak – en die vervliegt dan, weg uit je tuin. Verder is de pH (de hoeveelheid kalk, zeg maar) in minstens de helft van de Vlaamse moestuinen te hoog. Die te hoge pH zorgt dan weer dat je planten bepaalde voedingsstoffen niet kunnen opnemen…

Voorkom onkruid

Tussen een flinke groenbemester, in een bed vol sla, op een gemulcht bed gaat eenjarig onkruid nauwelijks kiemen. Het zaad van die pionierplanten heeft immers licht nodig, en alle manieren van afdekken hullen de onderliggende bodem juist in het donker. Als er al eens een onkruidzaailing de kop opsteekt, kun je die vlot uittrekken, en op de mulchlaag deponeren: zo gaat dat onkruidje niet zozeer het probleem zijn, maar een deel van de oplossing.

Doorlevende onkruiden daarentegen laten zich niet afschrikken door bedekking met levende of dode planten. Je kunt ze beter helemaal uitgraven of ze eenmalig en stevig afdekken (en van het licht beroven) met karton – met daarop meer organisch materiaal.

Even onbedekt!

In ons klimaat kun je best de winterbedekking wegnemen begin maart. Onbedekte bodem neemt immers overdag meer warmte op (goed voor je vroegste teelten) en straalt ’s nachts meer warmte uit (en zo beperk je nachtvorstschade). Hark die mulchresten dus bij mekaar en gooi ze op de composthoop. Je hebt dan ook meteen schone, vruchtbare grond waarin je je radijsjes en erwten kun zaaien.

Na de ijsheiligen kun je weer stilaan met gras- en ander maaisel beginnen te bedekken.

Woelmuizen, slakken?

Een mulchlaag kan slakken én woelmuizen herbergen, en een continue groene bodembedekking herbergt soms slakken. Hier valt nog veel onderzoek te verrichten, al verwacht ik niet meteen kant-en-klare oplossingen. De situatie in de ene tuin is die in de andere niet: bijvoorbeeld predatoren, grondwaterstand, nabijheid van bos, … kunnen een groot verschil maken.

Over twee commerciële mulchproducten kan ik dit al kwijt: hennepstrooisel zou slakken afschrikken, en ricinusschroot (nu verboden wegens giftig voor honden) weert woelmuizen. En zijn er slakkenwerende groenbemesters? Goudsbloem wordt alvast niet gelust door slakken, en tagetes juist heel erg. Uitproberen dus, en vooral goed observeren wat er zich beweegt in en op die bovenste bodemlaag.

Kortom:

Ooit erfde ik een stukje loeizware grond. De vorige – eerder klassieke – tuiniers hadden er een paar jaIMG_2460ar spadestelen op gebroken, zo kleiig was het daar.

Na een paar jaar bedekken met compost en mulch – en door niet meer te spitten! – werd de bovenste laag al lekker kruimelig. Nu, 20 jaar later, is dat tuintje tot 30 cm diep door en door mals en vruchtbaar. In dat tuintje komen we gemiddeld om de veertien dagen, want het ligt niet bij de deur. Het bedekken kost nauwelijks tijd en moeite, in vergelijking met blotegrondtechnieken, en het levert veel meer op.

Ecologie, ergonomie en efficiëntie gaan voor bodembedekkende tuiniers dus prima samen. Dan hoef je enkel nog regelmatig die buitenste huid van je bodem te observeren en bij te sturen waar nodig: wat toevoegen, wat wegnemen.

8 gedachten over “Bedek je grond!”

  1. Ik ben het grotendeels eens met de voordelen van mulchen. Ik heb hier wel enorm veel last van woelmuizen, en die appreciëren die mulch enorm. Ondertussen heb ik overal bodembedekkende beplanting aangebracht

    Like

  2. Ik heb voor het eerst gemulcht met stro maar na anderhalve week ben ik al tarwe aan het verbouwen… Gewoon een kwestie van een nieuwe laag stro?
    Ik twijfel nu of ik de rest wel ga mulchen… Ook wat schrik dat het zal wegwaaien, ik tuinier op een stukje van de buurman dus…

    Like

  3. Ik ben er volledig voor! De perkjes die nu stilaan leegkomen in de moestuin worden dan ook weer mooi toegedekt, als een warm winterdekentje want ik lig ook verstopt onder een hoop donsdekens also het zo koud is buiten. Ik gebruikte stro en 1 jaar oud hooi voor tussen de planten en nu voor winter half verteerde compost, dik laagje. Kan ik hopelijk na de winter wat onderwerken voor ik zaai of plant. Het he allesinds bij het onkruid en heb spijt dat ik het niet overal gedaan heb.

    Like

Plaats een reactie